');

Artikel 6.1 Vakantie-uren

  1. Ieder kalenderjaar krijg je vakantie-uren. Dit zijn wettelijke en bovenwettelijke uren. Het aantal vakantie-uren dat je krijgt staat in onderstaand schema. Dit is op basis van een voltijddienstverband.
Leeftijd Wettelijke vakantie-uren Bovenwettelijke vakantie-uren
Jonger dan 18 jaar 144 43,8
18 jaar 144 35,8
19 jaar 144 28,8
20 jaar t/m AOW- gerechtigde leeftijd 144 21,8
  1. Lid 1 geldt niet als je:
    1. geboren bent voor 1 januari 1965;
    2. op 31 december 2009 in dienst was; en
    3. je geen gebruik maakt van de seniorenregeling in artikel 6.17.
      In dat geval krijg je het aantal vakantie-uren dat in onderstaand schema staat. Dit is op basis van een voltijddienstverband.
Leeftijd Wettelijke vakantie-uren Bovenwettelijke vakantie-uren
45 t/m 49 jaar 144 28,8
50 t/m 54 jaar 144 35,8
55 t/m 59 jaar 144 43,8
  1. Het aantal vakantie-uren in lid 1 en lid 2 geldt naar evenredigheid als je in deeltijd werkt.
  2. Als je onbetaald ouderschapsverlof hebt en minder uur werkt dan in jouw arbeidsovereenkomst staat dan geldt het aantal wettelijke vakantie-uren in lid 1 en 2 naar evenredigheid. Als je onbetaald of betaald ouderschapsverlof hebt en minder uur werkt dan in jouw arbeidsovereenkomst staat dan geldt het aantal bovenwettelijke vakantie-uren in lid 1 en lid 2 naar evenredigheid.
  3. Maak je gebruik van een seniorenregeling dan geldt het aantal vakantie-uren in lid 1 naar evenredigheid. Je vakantie-uren worden met ingang van de dag dat je gebruik maakt van de seniorenregeling direct aangepast.

Artikel 6.2 Opnemen vakantie-uren

  1. Als je vakantie-uren wil opnemen dan dien je een verzoek in bij je werkgever. Je werkgever keurt je verzoek goed, tenzij het belang van de werkzaamheden zich daartegen verzet.
  2. Je werkgever kan onder omstandigheden een vakantieperiode wijzigen die hij al had goedgekeurd. Dat is mogelijk als het functioneren van het bedrijf of afdeling ernstig in gevaar komt. Je werkgever kan dit alleen doen als hij die omstandigheden niet kon voorzien toen hij jouw vakantie goedkeurde.
  3. Als je werkgever jouw vakantieperiode wijzigt dan stelt hij een nieuwe vakantieperiode vast. Dit overlegt je werkgever eerst met jou. Als je financiële schade oploopt door het wijzigen van de vakantieperiode, dan vergoedt je werkgever dit. De hoogte van de vergoeding door je werkgever moet redelijk zijn.

Artikel 6.3 Meenemen vakantie-uren volgend kalenderjaar

  1. Het kan zijn dat je tijdens het kalenderjaar niet al je vakantie-uren opneemt. De vakantie-uren kun je meenemen naar het volgende kalenderjaar. In 1 kalenderjaar mag je niet meer dan 1,5 keer het aantal vakantie-uren opnemen dat je per kalenderjaar krijgt.
  2. De vakantie-uren die je per kalenderjaar krijgt, moet je binnen 5 jaar opnemen. De wettelijke vakantie-uren vervallen 5 jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin je de vakantie-uren hebt gekregen.
    De bovenwettelijke vakantie-uren verjaren 5 jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin je de vakantie-uren hebt gekregen. Dit geldt niet voor de spaaruren in artikel 6.14.
  3. Je werkgever kan in een bedrijfsregeling bepalen dat hij de vakantie in een kalenderjaar vaststelt als jij dat kalenderjaar zelf niet genoeg vakantie-uren opneemt. De ondernemingsraad moet instemmen met deze bedrijfsregeling. De bedrijfsregeling geldt voor alle werknemers. Als je werkgever jouw vakantie vaststelt dan moet hij dit tijdig doen, zodat jij je kunt voorbereiden op je vakantie.

Artikel 6.4 Vakantie-uren kopen

  1. Je mag jaarlijks vakantie-uren kopen. De vakantie-uren die je gekocht hebt, kun je niet meer verkopen. Om vakantie-uren te kopen kun je gebruik maken van:
    1. je bruto loon;
    2. je vakantiebijslag; en
    3. je eindejaarsuitkering.
  2. Bij het kopen van vakantie-uren mag jouw loon niet onder het minimum uit de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag uitkomen.
  3. Je kunt per jaar niet meer vakantie-uren kopen dan het aantal uur dat je volgens jouw arbeidsovereenkomst per week werkt.
  4. Je werkgever kan jouw verzoek voor het kopen van vakantie-uren weigeren als daar zwaarwegende belangen voor zijn. Je werkgever moet dit dan motiveren.

Artikel 6.5 Opbouw vakantie-uren tijdens arbeidsongeschiktheid

  1. Als je door arbeidsongeschiktheid niet het hele jaar kunt werken dan wordt het aantal bovenwettelijke vakantie uren verminderd naar evenredigheid van de periode van afwezigheid. Dit geldt niet voor de laatste 6 maanden voor je bent hersteld of jouw arbeidsovereenkomst eindigt.
  2. De wettelijke vakantie uren bouw je volledig op tijdens arbeidsongeschiktheid.
  3. Als jouw arbeidsongeschiktheid is ontstaan door een bedrijfsongeval en de oorzaak niet aan jou te wijten is dan geldt lid 1 niet.

Artikel 6.6 Verplicht verlof

  1. Je werkgever kan besluiten om het bedrijf of een afdeling een periode te sluiten. Als hij dat doet, kan hij 8 dagen per kalenderjaar aanwijzen waarop je verplicht verlof hebt. Dit kan je werkgever doen voor alle werknemers of een groep. De 8 dagen worden over maximaal 2 perioden van aaneengesloten dagen verdeeld. Je werkgever heeft hiervoor instemming van de ondernemingsraad nodig.
  2. Met instemming van de ondernemingsraad kan je werkgever 2 dagen per jaar aanwijzen waarop je verplicht verlof hebt. Deze 2 dagen kunnen niet worden aangewezen voorafgaand of aansluitend aan de in lid 1 bedoelde vrije dagen. Dit kan je werkgever doen voor alle werknemers of een groep.

Artikel 6.7 Buitengewoon verlof

  1. Je krijgt buitengewoon verlof voor de tijd die nodig is met behoud van loon als:
    1. je jouw kiesrecht gaat uitoefenen en dit niet mogelijk is in privé tijd of het verzetten van je dienst niet mogelijk is;
    2. je moet voldoen aan een wettelijke verplichting en dit niet mogelijk is in privé tijd of het verzetten van je dienst niet mogelijk is. Je krijgt geen buitengewoon verlof als het voldoen aan een wettelijke verplichting komt door jouw schuld of nalatigheid; of
    3. je te maken krijgt met een plotselinge en onvoorziene gebeurtenis waarbij je direct noodzakelijke maatregelen moet nemen. Je werkgever kan jou verzoeken dit achteraf aannemelijk te maken. Het is mogelijk dat zich in deze situatie een samenloop met het zorgverlof voordoet. In dat geval eindigt het verlof zoals hier omschreven na 1 dag. Je krijgt dan vervolgens zorgverlof;
  2. Je krijgt buitengewoon verlof voor de tijd die nodig is voor een noodzakelijk bezoek aan de dokter met behoud van loon. Dat geldt ook voor de noodzakelijke reistijd. Een noodzakelijk bezoek aan de dokter plan je zoveel mogelijk op een moment dat je niet hoeft te werken. Als dat echt niet lukt maak je de afspraak bij de dokter zoveel mogelijk aan het begin of het einde van je werkdag. Je werkgever kan je niet verplichten daar vakantie-uren of compensatie-uren voor op te nemen. Met dokter bedoelen wij een deskun- dige persoon of instantie die je voor je beperking moet bezoeken of een arts.
  3. Je krijgt 1 dag buitengewoon verlof met behoud van loon:
    1. op de dag dat je met jouw partner trouwt of een geregistreerd partner- schap aangaat;
    2. bij jouw 25- of 40-jarig huwelijksfeest; of
    3. als je 25 of 40 jaar in dienst bent.
  4. Je krijgt 2 dagen buitengewoon verlof met behoud van loon als je gaat Je krijgt dit verlof maximaal 1 keer per kalenderjaar.
  5. Je krijgt 2 dagen buitengewoon verlof met behoud van loon als sprake is van overlijden van jouw:
    1. grootouder;
    2. kleinkind;
    3. broer; of
    4. zus.
  6. Je krijgt 4 dagen buitengewoon verlof met behoud van loon als sprake is van overlijden van jouw:
    1. echtgenoot of geregistreerd partner;
    2.  ouder;
    3. stiefouder;
    4.  schoonouder;
    5.  pleegouder;
    6.  kind;
    7.  pleegkind;
    8. stiefkind; of
    9. aangehuwd kind.
      Je moet dit verlof binnen 7 kalenderdagen na het overlijden opnemen.
  1. Je krijgt buitengewoon verlof met behoud van loon bij een ernstige ziekte van jouw:
    1. echtgenoot of geregistreerd partner;
    2. ouder;
    3. stiefouder;
    4. schoonouder;
    5. pleegouder;
    6. kind;
    7. pleegkind;
    8. stiefkind; of
    9. aangehuwd kind.
      Het moet gaat om een ernstige ziekte in een terminaal stadium. De duur van het verlof hangt van de situatie af.
  2. Je vraagt buitengewoon verlof minimaal 24 uur van te voren bij je werkgever aan. Als je het verlof te laat aanvraagt of zelfs na jouw afwezigheid dan krijg je soms toch buitengewoon verlof met behoud van loon. Dat geldt als:
    1. je kunt aantonen dat je geen mogelijkheid had op tijd het verlof aan te vragen; en
    2. jouw afwezigheid reden was voor buitengewoon verlof.

Artikel 6.8 Kortdurend zorgverlof

  1. Je krijgt verlof als het noodzakelijk is dat jij een ziek persoon in je naaste omgeving moet verzorgen. Wie die personen zijn staat in artikel 5:1 van de Wet arbeid en zorg.
  2. In een periode van 12 maanden kun je maximaal 2 keer het aantal uur dat je volgens je arbeidsovereenkomst per week werkt opnemen. Je hoeft dit verlof niet aaneengesloten op te nemen.
  3. Als je gebruik wil maken van dit verlof meld je dit zo snel mogelijk bij je werkgever. Je werkgever kan achteraf vragen om bewijs dat het verlof echt nodig was.
  4. Het verlof komt voor de helft voor rekening van je werkgever. De andere helft komt voor jouw eigen rekening. Samen kunnen jullie afspraken maken over de manier van verrekening.
  5. Als je arbeidsongeschikt wordt tijdens het zorgverlof en je daardoor geen zorg meer verleent, dan stopt het zorgverlof.

Artikel 6.9 Zwangerschaps- en bevallingsverlof

  1.  Als je een vrouwelijke werknemer bent dan krijg je verlof bij zwangerschap en bevalling. Dit verlof vind je terug in artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg.
  2. Als je arbeidsongeschikt wordt voordat je zwangerschapsverlof begint dan krijg je een Ziektewetuitkering. Je moet op dat moment al wel recht hebben op zwangerschapsverlof, maar dit heb je nog niet in laten gaan. Als dat het geval is worden de dagen waarop je arbeidsongeschikt bent gezien als dagen waarop je zwangerschapsverlof hebt gehad.

Artikel 6.10 Adoptie- en pleegzorgverlof

  1. Bij adoptie van een kind krijg je verlof. Tijdens het adoptieverlof betaalt je werkgever jouw loon door.
  2. Aan je werkgever overleg je een officieel document waaruit blijkt dat er adoptie plaatsvindt of heeft plaatsgevonden.
  3. Je krijgt maximaal 6 weken adoptieverlof. Je kunt het adoptieverlof vanaf 4 weken voor de feitelijke adoptie opnemen. Je moet het adoptieverlof binnen een periode van 26 weken opnemen na de datum van adoptie.
  4. Als je adoptieverlof wil opnemen meld je dat aan je werkgever. Dit doe je minimaal 3 weken voor de datum waarop je het verlof wil laten ingaan.
  5. Bij adoptie van 2 of meer kinderen tegelijkertijd krijg je het adoptieverlof dat geldt voor adoptie van 1 kind.
  6. Dit artikel geldt ook als je een pleegkind opneemt zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onder n.

Artikel 6.11 Betaald ouderschapsverlof

  1. Je hebt 13 weken recht op betaald ouderschapsverlof.
  2. Je hebt naast het betaald ouderschapsverlof op grond van dit artikel ook recht op het betaald ouderschapsverlof zoals geregeld in de Wet arbeid en zorg, artikel 6:3.
    Je kunt beide vormen van betaald ouderschapsverlof niet tegelijk opnemen, maar wel na elkaar.
  3. Als je een meerling hebt, heb je voor één kind recht op 13 weken betaald ouderschapsverlof.
  4. De 13 weken betaald ouderschapsverlof kun je opnemen totdat het kind 4 jaar oud is.
  5. Tijdens het betaald ouderschapsverlof krijg je 60% van jouw loon doorbetaald.
  6. Als je bij doorbetaling van jouw loon minder dan 95% van het voor jou geldende minimumloon krijgt, dan wordt je loon aangevuld tot 95% van dat minimumloon.
  7. Als je geen voltijddienstverband hebt, wordt deze bepaling toegepast naar evenredigheid.
  8. Je bepaalt zelf hoe en wanneer je ouderschapsverlof wil weigeren.
    Je werkgever mag een verzoek niet weigeren, tenzij er sprake is van een zwaarwegend dienstbelang. Je overlegt met je werkgever als hij jouw verzoek wil weigeren.
  9. Als je ziek wordt tijdens het betaald ouderschapsverlof, dan blijft jouw loon de eerste 14 dagen hetzelfde. Vanaf dag 15 krijg je 100% loon. Jouw ouderschapsverlof loopt tijdens ziekte gewoon door en wordt niet opgeschort.
  10. Het kan zijn dat je door onvoorziene omstandigheden je ouderschapsverlof niet wil opnemen of wil onderbreken. Dit is bijvoorbeeld het geval als je ziek wordt. Je kunt dan bij je werkgever een verzoek indienen om het verlof op een ander moment op te nemen. Je werkgever stemt hiermee in, tenzij er sprake is van een zwaarwegend dienstbelang.
  11. Je bouwt verlof op over het betaald ouderschapsverlof. Je bouwt geen verlof op over het onbetaald ouderschapsverlof.
  12. Als je na het betaald ouderschapsverlof minder wil werken, dan kun je aan je werkgever toestemming vragen om in deeltijd te werken. De regels staan in artikel 4.2 van de cao.

Artikel 6.12 Vakbondsverlof

  1. Als je lid bent van een vakbond krijg je vakbondsverlof met behoud van loon voor:
    a. het deelnemen aan een vergadering; en
    b. het volgen van een cursus.
    Je moet hiervoor een uitnodiging hebben gekregen van de vakbond. Het gaat hier om een vakbond die partij is bij het cao-overleg.
    Je krijgt geen buitengewoon verlof als het belang van de werkzaamheden dat niet toelaat.
  2. Het vakbondsverlof in lid 1 is maximaal 10 dagen per 2 jaar. Van deze 10 dagen kun je maximaal 4 dagen alleen gebruiken voor scholing. Heb jij een andere gemiddelde arbeidsduur per week dan in jouw arbeidsovereenkomst staat dan geldt het aantal dagen vakbondsverlof naar evenredigheid.
  3. Als je de belangen van de werknemers in de sociale werkvoorziening behartigt krijg je vakbondsverlof met behoud van loon voor:
    a. het uitoefenen van een functie binnen een vakbond; en
    b. het volgen van een Je moet hiervoor een uitnodiging hebben gekregen van de vakbond.
    Dit geldt alleen als je lid bent van een vakbond die partij is bij het cao-overleg.
    Je krijgt geen vakbondsverlof als het belang van de werkzaamheden dat niet toelaat.
  4. Voor de activiteiten in lid 3 krijg je per jaar maximaal 30 dagen vakbondsverlof.
    Je krijgt maximaal 40 dagen vakbondsverlof als je:
    a. sectorbestuurslid FNV Overheid bent;
    b. lid bent van het ledenparlement FNV Overheid; of
    c. lid bent van de algemene vergadering van de CNV Overheid.
  5. Je werkgever kan jou meer vakbondsverlof toekennen dan in lid 4. Dat kan als je meerdere kaderfuncties bekleedt. Je moet dan kunnen aantonen dat het aantal dagen in lid 4 niet voldoende is.

Artikel 6.13 Verlof bij bijzondere omstandigheden

Je kunt je werkgever verzoeken om jou verlof te verlenen om andere reden zoals genoemd in de artikelen 6.7, 6.8 en 6.12. Als je werkgever hier redenen voor ziet kan hij jouw verzoek toewijzen. Daarbij kan je werkgever voorwaarden stellen. Ook kan je werkgever bepalen dat je recht houdt op (een deel) van jouw loon.
Als het verlof langer is dan 1 jaar, is dit zonder behoud van loon. Dit is niet het geval als het verlof verleend wordt in het openbaar belang.

Artikel 6.14 Spaarverlof

  1. Je kunt verzoeken om een spaarsaldo op te bouwen. Dit verzoek kan je werkgever niet weigeren.
    Je kunt per kalenderjaar een spaarsaldo opbouwen van maximaal 1/10 van het aantal uur dat je volgens jouw arbeidsovereenkomst per kalenderjaar moet werken. Je wettelijke vakantie-uren kun je niet sparen.
  2. Op het maximum uit lid 1 bestaat een uitzondering. Als je start met het opbouwen van een spaarsaldo mag je 1 keer jouw restant aan verlofuren storten. Dit zijn bovenwettelijke vakantie-uren. Je mag geen wettelijke vakantie-uren in het spaarsaldo storten.
  3. Het spaarsaldo is maximaal 1670 uur bij een voltijddienstverband. Werk je minder dan geldt het maximum naar evenredigheid. Als je spaarverlof opneemt kun je het spaarsaldo daarna weer aanvullen tot het maximum.
  4. Tijdens je spaarverlof betaalt jouw werkgever loon uit. Je krijgt het uurloon dat in die periode voor jouw functie geldt. Ook als het uurloon tijdens het spaarverlof verandert.
  5. Als je spaarverlof wil opnemen moet je bij je werkgever een verzoek indienen. Dit doe je uiterlijk 3 maanden voor je het spaarverlof wil laten ingaan.
    Samen met je werkgever stel je vast wanneer je spaarverlof opneemt.
  6. Je werkgever kan een verzoek om spaarverlof alleen weigeren in geval van bedrijfseconomische redenen.
  7. Je neemt minimaal 1/10 deel van het aantal uur dat je per jaar volgens jouw arbeidsovereenkomst werkt op tijdens jouw spaarverlof.
  8. Voor het opnemen van uren uit het spaarsaldo geldt een vaste volgorde. De uren die je hebt gespaard uit artikel 1.1 lid 1, onder c en de artikelen 5.11, 5.12 en 5.13 neem je eerst op.
  9. Voordat je met pensioen gaat neem je eerst alle uren op uit jouw spaarsaldo. Dit geldt ook bij een vervroegd pensioen.
  10. Ook als jouw arbeidsovereenkomst om een andere reden eindigt neem je eerst alle uren op uit jouw spaarsaldo.
  11. Je werkgever betaalt jouw spaarsaldo niet uit bij het einde van je arbeidsovereenkomst. Je werkgever betaalt jouw spaarsaldo wel uit als je door zijn toedoen je spaarsaldo niet kon opnemen. Lid 4 bepaalt de hoogte van de uitbetaling.
  12. Als je arbeidsongeschikt bent tijdens je spaarverlof dan stopt het spaarverlof tijdelijk. Je kunt je spaarverlof op een later moment weer opnemen. Als je arbeidsongeschikt bent tijdens je spaarverlof voorafgaand aan het einde van jouw arbeidsovereenkomst dan stopt het spaarverlof ook tijdelijk. Dat geldt dan alleen als het spaarverlof betreft uit andere uren dan bovenwettelijke vakantie-uren. Het spaarverlof uit bovenwettelijke vakantie-uren wordt dan als opgenomen aangemerkt.
  13. Je werkgever is verplicht om duidelijk bij te houden wat de bron van de spaaruren is.
  14. Jouw werkgever betaalt jouw spaarsaldo uit als je arbeidsongeschikt wordt voorafgaand aan het einde van je arbeidsovereenkomst. Dit geldt alleen als jouw spaarverlof nog niet is ingegaan of gepland. Lid 4 bepaalt de hoogte van de uitbetaling. Als je overlijdt dan betaalt jouw werkgever het spaarsaldo uit aan jouw nabestaanden. Daarvoor geldt artikel 7:674 BW.

Artikel 6.15 Aanvullende seniorenregeling tijdens de looptijd van de cao

  1. Je werktijd per week wordt op jouw verzoek met 2/5 deel over gemiddeld 26 weken teruggebracht als:
    1. je 64 jaar of ouder bent;
    2. je op de ingangsdatum een ononderbroken diensttijd hebt van 5 jaar of meer; en
    3. het bedrijfsbelang zich er niet tegen verzet.
      Je krijgt dan 92,5% van je loon doorbetaald. Je formele arbeidsduur wijzigt niet. Een onderbreking van maximaal 2 maanden telt niet mee voor de berekening van de diensttijd.
  2. Een verzoek om gebruik te maken van deze seniorenregeling moet je minimaal 3 maanden voor de ingangsdatum Het verzoek dien je in bij je werkgever.
  3. De verkorting van de werktijd per week gaat in op de eerste van de maand na de maand van je verjaardag.
  4. Je mag op de datum van verkorting van je werktijd 60% van het maximale spaarsaldo hebben. Bij een voltijddienstverband zijn dit 1002 spaaruren.
  5. Heb je meer spaarsaldo dan het toegestane maximum, dan moet je dat eerst opnemen. Pas daarna kun je gebruik maken van deze seniorenregeling.
  6. Maak je gebruik van de seniorenregeling, dan moet je een minimale arbeidsduur van 8 uur per week overhouden. Als je in een rooster werkt dan moet je minimaal gemiddeld 8 uur per week overhouden over een periode van 13 weken. Dit geldt niet als je gebruik maakt van de spaarverlofregeling op of na de ingangsdatum van de seniorenregeling.
  7. Als jij de afgelopen 5 jaar op grond van de Wet flexibel werken meer bent gaan werken dan geldt deze vermeerdering van de werktijd niet voor lid Lid 1 geldt dan voor het aantal uur dat je werkte direct voor de vermeerdering.
  8. In bijzondere situaties kan je werkgever afwijken van lid 7. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij vermeerdering van het aantal uur door afname van jouw arbeidsongeschiktheid.

Artikel 6.16 Seniorenregeling vanaf 1 januari 2018

  1. Je werktijd per week wordt op jouw verzoek met 1/5 deel over gemiddeld 26 weken teruggebracht als:
    1. je 60 jaar of ouder bent;
    2. je op de ingangsdatum een ononderbroken diensttijd hebt van 5 jaar of meer; en
    3. het bedrijfsbelang zich er niet tegen verzet.
      Je krijgt dan 92,5% van je loon doorbetaald. Je formele arbeidsduur wijzigt niet. Een onderbreking van maximaal 2 maanden telt niet mee voor de berekening van de diensttijd.
  2. Je werktijd per week wordt op jouw verzoek met 1/5 deel over gemiddeld 26 weken teruggebracht als:
    1. je 62 jaar of ouder bent;
    2. je op de ingangsdatum een ononderbroken diensttijd hebt van 5 jaar of meer; en
    3. het bedrijfsbelang zich er niet tegen verzet.
      Je krijgt dan 100% van je loon doorbetaald. Je formele arbeidsduur wijzigt niet. Een onderbreking van maximaal 2 maanden telt niet mee voor de berekening van de diensttijd.
  3. Een verzoek om gebruik te maken van lid 1 of lid 2 moet je minimaal 3 maanden voor de ingangsdatum indienen. Het verzoek dien je in bij je werkgever.
  4. De verkorting van de werktijd per week gaat in op de eerste van de maand na de maand van je verjaardag.
  5. Je mag op de datum van verkorting van je werktijd 80% van het maximale spaarsaldo hebben. Bij een voltijddienstverband zijn dit 1336 spaaruren.
  6. Heb je een hoger spaarsaldo dan het toegestane maximum, dan moet je dat eerst opnemen. Pas daarna kun je gebruik maken van deze seniorenregeling.
  7. Maak je gebruik van de seniorenregeling, dan moet je een minimale arbeidsduur van 8 uur per week overhouden. Als je in een rooster werkt dan moet je minimaal gemiddeld 8 uur per week overhouden over een periode van 13 weken. Dit geldt niet als je gebruik maakt van de spaarverlofregeling op of na de ingangsdatum van de seniorenregeling.
  8. Als je de afgelopen 5 jaar op grond van de Wet flexibel werken meer bent gaan werken dan geldt deze vermeerdering van de werktijd niet voor lid 1 of lid Lid 1 of lid 2 geldt dan voor het aantal uur dat je werkte direct voor de vermeerdering.
  9. In bijzondere situaties kan je werkgever afwijken van lid 8. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij vermeerdering van het aantal uur door afname van jouw arbeidsongeschiktheid.

Artikel 6.17 Seniorenregeling geldig tot 1 januari 2018

  1. Je werktijd per week wordt op jouw verzoek met 1/10 deel over gemiddeld 26 weken teruggebracht als:
    1. je 58 jaar of ouder bent;
    2. je op de ingangsdatum een ononderbroken diensttijd hebt van 5 jaar of meer; en
    3. het bedrijfsbelang zich er niet tegen verzet.
      Je krijgt dan 95% van je loon doorbetaald. Je formele arbeidsduur wijzigt niet. Een onderbreking van maximaal 2 maanden telt niet mee voor de berekening van de diensttijd.
  2. Je werktijd per week wordt op jouw verzoek met 1/5 deel over gemiddeld 26 weken teruggebracht als:
    1. je 59 jaar of ouder bent;
    2. je op de ingangsdatum een ononderbroken diensttijd hebt van 5 jaar of meer;
    3. en het bedrijfsbelang zich er niet tegen verzet.
      Je krijgt dan 92,5% van je loon doorbetaald. Je formele arbeidsduur wijzigt niet. Een onderbreking van maximaal 2 maanden telt niet mee voor de berekening van de diensttijd.
  3. Je werktijd per week wordt op jouw verzoek met 1/5 deel over gemiddeld 26 weken teruggebracht als:
    1. je 61,5 jaar of ouder bent;
    2. je op de ingangsdatum een ononderbroken diensttijd hebt van 5 jaar of meer; en
    3. het bedrijfsbelang zich er niet tegen verzet.
      Je krijgt dan 100% van je loon doorbetaald. Je formele arbeidsduur wijzigt niet. Een onderbreking van maximaal 2 maanden telt niet mee voor de berekening van de diensttijd.
  4. Een verzoek om gebruik te maken van lid 1, lid 2 of lid 3 moet je minimaal 3 maanden voor de ingangsdatum indienen. Het verzoek dien je in bij je werkgever.
  5. De verkorting van de werktijd per week gaat in op de eerste van de maand na de maand van je verjaardag.
  6. Als je gebruikt maakt van lid 1 dan geldt een ander maximum voor jouw spaarsaldo. Je mag op de datum van verkorting van je werktijd 90% van het maximale spaarsaldo hebben. Bij een voltijddienstverband zijn dit 1503 spaaruren.
  7. Als je gebruik maakt van lid 2 dan geldt een ander maximum voor jouw spaarsaldo. Je mag op de datum van verkorting van je werktijd 80% van het maximale spaarsaldo hebben. Bij een voltijddienstverband zijn dit 1336 spaaruren.
  8. Als je gebruik maakt van lid 3 dan geldt een ander maximum voor jouw spaarsaldo. Je mag op de datum van verkorting van je werktijd 80% van het maximale spaarsaldo hebben. Bij een voltijddienstverband zijn dit 1336 spaaruren.
  9. Heb je een hoger spaarsaldo dan het toegestane maximum, dan moet je dat eerst opnemen. Pas daarna kun je gebruik maken van deze seniorenregeling.
  10. Maak je gebruik van de seniorenregeling, dan moet je een minimale arbeidsduur van 8 uur per week overhouden. Als je in een rooster werkt dan moet je minimaal gemiddeld 8 uur per week overhouden over een periode van 13 weken. Dit geldt niet als je gebruik maakt van de spaarverlofregeling op of na de ingangsdatum van de seniorenregeling.
  11. Als jij de afgelopen 5 jaar op grond van de Wet flexibel werken meer bent gaan werken dan geldt deze vermeerdering van de werktijd niet voor lid 1, lid 2 of lid Lid 1, lid 2 of lid 3 geldt dan voor het aantal uur dat je werkte direct voor de vermeerdering.
  12. In bijzondere situaties kan je werkgever afwijken van lid Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij vermeerdering van het aantal uur door afname van jouw arbeidsongeschiktheid.